Wijziging van bestaande geluidproductieplafonds, of vaststelling van nieuwe
Wijziging bestaande geluidproductieplafonds
De beheerder van een (spoor)weg is verantwoordelijk voor de naleving van de geluidproductieplafonds. Daarom toetsen ProRail en Rijkswaterstaat bij iedere wijziging van de rijksweg of spoorweg of deze gewenste wijziging past binnen de plafonds. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan verbreding van een rijksweg of een intensivering van de dienstregeling op het spoor. De toetsing vindt plaats door een akoestisch onderzoek uit te voeren. Uit dit akoestisch onderzoek moet blijken of de plafonds worden overschreden. Mocht een eventuele overschrijding niet kunnen worden weggenomen door het treffen van bronmaatregelen (zoals tweelaags zoab op een rijksweg), moet de beheerder ook akoestisch onderzoek uitvoeren op woningniveau. Dit onderzoek bepaalt of de geluidsbelasting op de gevel van een woning voldoet aan de norm. De norm verschilt per woning, en hangt samen met de hoogte van de geluidproductieplafonds. Wanneer de geluidproductie door de (spoor)weg in de referentiepunten precies gelijk zou zijn aan de hoogte van de plafonds, dan is de geluidsbelasting op de woningen die daardoor wordt veroorzaakt in principe de normwaarde voor die woningen. We noemen dat: de geluidsbelasting bij volledig benut geluidproductieplafond. Wanneer deze waarde echter lager is dan de voorkeurswaarde, geldt de voorkeurswaarde als norm. De voorkeursgrenswaarde is 50 dB voor wegen en 55 dB voor spoorwegen. Wanneer de geluidsbelastingen op woningen als gevolg van de wijziging van de (spoor)weg hoger zouden worden dan de norm, moet worden onderzocht of dit met financieel doelmatige geluidbeperkende maatregelen kan worden voorkomen. Als dat zo is, worden deze maatregelen getroffen. Soms zijn maatregelen echter niet doelmatig, of technisch, landschappelijk, stedenbouwkundig, verkeerskundig of vervoerskundig niet mogelijk. In dat geval kan het bevoegd gezag het geluidproductieplafond verhogen. De beheerder moet daar dan een verzoek toe indienen, en daarin onderbouwen waarom een maatregel om normoverschrijding te voorkomen niet in aanmerking komt. Wanneer verhoging van het geluidproductieplafond zou betekenen dat de geluidsbelasting kan toenemen boven 65dB in geval van rijkswegen of 70dB in geval van spoorwegen, moet een extra zware afweging worden gemaakt of dat niet kan worden voorkomen.
De beheerder zal ook een verzoek moeten indienen om het plafond te wijzigen als een geluidscherm zal worden geplaatst. Dit komt doordat een geluidscherm ook de referentiepunten afschermt die achter het geluidscherm liggen, waardoor de hoogte van het geluidproductieplafond op die referentiepunten ook wijzigt.
Als er onvoldoende maatregelen in aanmerking komen om de geluidsbelasting op de woningen tot de norm te beperken, zal de toekomstige geluidsbelasting op de woningen kunnen toenemen boven die waarde. In het akoestisch onderzoek moet worden onderzocht of deze dan niet groter wordt dan 65 dB in geval van rijskwegen of 70 dB in geval van spoorwegen, of in elk geval niet verder toeneemt wanneer de geluidsbelasting onder het geldende plafond al hoger is. Alleen bij hoge uitzondering kan bij woningen ook een toename van de geluidsbelasting boven deze maximale waarden worden toegestaan. In die gevallen zal het bevoegd gezag daarvoor een speciaal overschrijdingsbesluit moeten nemen.
Behalve op verzoek van de beheerder, kan een plafondwijziging ook plaatsvinden op verzoek van burgemeester en wethouders van een gemeente. Bijvoorbeeld als een gemeente op eigen initiatief een geluidsscherm heeft gerealiseerd langs een rijksweg om woningbouw mogelijk te maken, en zij het effect daarvan graag verankerd willen zien in de hoogte van de geluidproductieplafonds.
De door BSV – namens de Staatssecretaris of Minister – gewijzigde geluidproductieplafonds vindt u hier.
Vaststelling nieuwe geluidproductieplafonds
Wanneer een nieuwe (spoor)weg wordt aangelegd, zijn er nog geen referentiepunten langs die nieuwe (spoor)weg gedefinieerd, en heersen er ook nog geen geluidproductieplafonds. In het besluit waarmee de nieuwe (spoor)weg wordt aangelegd, worden deze vastgesteld. Het streven is dat de nieuwe geluidproductieplafonds op een zodanige wijze wordt vastgesteld dat op de woningen ter hoogte van de nieuwe (spoor)weg geen hogere geluidsbelastingen zullen optreden dan de voorkeursgrenswaarde. Ook hiervoor geldt dat hiervan kan worden afgeweken als daarvoor benodigde maatregelen niet financieel doelmatig zijn, of stedenbouwkundig enz. teveel nadelen hebben. Een geluidbelasting van 65 dB voor rijkswegen of 70 dB voor spoor mag bij aanleg van een nieuwe (spoor)weg echter nooit worden overschreden. Een overschrijdingsbesluit is bij nieuwe aanleg van een (spoor)weg dus niet mogelijk.